
Erik van Ommen (1956) is een meester in de houtsnede, een complexe techniek die hem zeer goed ligt. Hij reist veel voor zijn kunst, of dat nu dicht bij huis is – hij woont en werkt in Vries, een dorpje 10 km ten noorden van Assen – of naar verre oorden, zoals Japan. Daar ontdekte hij de techniek van mokuhanga, die hij zich daar meteen eigen maakte. Bij deze techniek wordt voor elke kleur een eigen plaat uit zacht berkenhout gesneden. De ‘Havik in de nevel’ die je hier ziet, is met een andere techniek gemaakt, het is een zogenaamde reductiehoutsnede. Hij gebruikt dan voor de hele prent maar één plaat, die hij afdrukt met olieverf op een pers. Na elke afdruk neemt hij weer een deel weg van de plaat en maakt hij een volgende drukgang. Hieronder zie je hoe hij zo’n reductiehoutsnede maakt. In deze expositie kom je nog drie reductiehoutsnedes tegen van Van Ommen.
De andere havik die we hier tonen, heet Isabella en is getekend door Henk Slijper (1922-2007), die behalve kunstenaar ook valkenier was en Isabella dagelijks verzorgde. Hij heeft haar meerdere malen geportretteerd, zowel in tekeningen als in schilderijen.
Kunst maken is vooral veel en goed kijken. Voor beeldhouwer Jaap Deelder (1952) begint dat al bij het stuk hout of steen dat hij op dat moment onder handen heeft. Hoe hard is het materiaal, wat voor vorm en kleur heeft het, welke vogel schuilt erin? Hij kiest er bewust voor, om niet teveel in details te treden: “Als je alle veertjes weergeeft, verliest het materiaal aan kracht. De pure schoonheid van het natuurlijke materiaal tot zijn recht laten komen, daar gaat het mij om.” Vaak laat hij nog een onbewerkt deel van dat materiaal intact, zodat je kunt zien uit welke oorsprong het beeld is ontstaan. In het geval van de torenvalk is dat een stronk van een vogelkers.